Toneelwoordenboek,
Het theater is een bijzondere wereld waar taal een erg belangrijke rol speelt.
Wie zich in deze wereld begeeft zal kennis maken met verschillende termen die eigen zijn aan het jargon van het theater.
Dit theaterwoordenboek omvat een verklarende woordenlijst met de belangrijkste toneel- en theatertermen, voorzien van een heldere verklaring. Deze lijst is niet definitief en wordt regelmatig aangevuld.
​
A
Abele spelen
Middeleeuws toneelspel dat plaatsvond in burchten of kastelen waarin thema's zoals liefde en klassenverschillen aan bod kwamen.
​
Absurd
Een toneelgenre waarbij er geen logische opbouw van oorzaak en gevolg te vinden is.
Accessoires
Extra zaken die het kostuum van een acteur of actrice compleet maken, een sjaaltje, een bril...
​
Achterdoek
Een doek dat de achterkant van het toneel bedekt, meestal zwart of donkerblauw, wordt ook fond genoemd.
​
Achtertoneel
Deel van het podium dat het verst van de zaal verwijderd is.
​
ACP
Theaterspot die gebruikt wordt om grote speelvlakken gelijkmatig uit te lichten.
​
Acteren
Het op een al dan niet realistische manier nabootsen van het leven, meestal door een acteur of actrice.
​
Acteur en actrice
Hij of zij die toneel speelt.
​
Actie
De zichtbare handelingen tijdens een toneelstuk.
​
Actie-eenheid
Een verzameling van actiemomenten die het verloop van de handeling bepalen en zich allemaal richten op hetzelfde doel.
​
Actiemoment
Een welbepaald spelmoment in een toneelstuk dat een rechtstreekse link heeft met de voorafgaande of het volgende spelmoment.
​
Actualisering
Het aan de actualiteit aanpassen van een toneeltekst.
​
Additief mengen
Vorm van kleuren mengen die gebruikt wordt bij theaterbelichting.
​
Ad spectatores
Een naar het publiek gerichte alleenspraak om de moraal of handeling uit het toneelstuk toe te lichten. Hierbij wordt de vierde wand doorbroken.
​
Afbreken
Het opruimen van decor, rekwisieten... die tijdens een toneelvoorstelling werden gebruikt.
​
Afdekken
Zie Coucheren.
​
Affiche
Reclameboodschap die wordt opgehangen om reclame te maken voor een voorstelling of activiteit.
​
Afgang
Het verlaten van het podium tijdens een voorstelling, maar ook blunderen tijdens een toneelstuk.
​
Afschermen
Zie Coucheren.
​
Afstopping
Het ontnemen van het zicht op het zijtoneel en in de toneeltoren door middel van doeken.
​
Afwikkeling
De eindfase van een drama.
​
Akoestiek
Geluidskwaliteit, het al dan niet aanwezig zijn van galm. Bepalend voor de verstaanbaarheid van de acteurs.
​
Akte
Zie bedrijf.
​
Alleenspraak
Zie monoloog.
​
A` l'italienne
Zie Italiaantje
​
Alternate
Acteur die een rol deelt met de vaste acteur. Een alternate speelt meestal op vaste dagen.
​
Amateur-toneelgroep
Een vereniging van mensen die als liefhebber toneel spelen.
​
Amfitheater
Openluchttheater van Romeinse oorsprong met oplopende zitplaatsen, bedoeld voor gladiatorengevechten.
​
Anabasis
Het opdrijven van de actie binnen een toneelstuk tot aan de climax.
​
Antagonist
Tegenspeler van de hoofdrolspeler (protagonist), vroeger ook deuteragonist genoemd.
​
Anticlimax
Een eerder teleurstellend einde van een reeks evenementen. Komt voor wanneer een toneelstuk minder overweldigend eindigt dan verwacht, wordt ook gebruikt om de eigenlijke climax eens zo sterk te laten overkomen.
​
Antiheld
Een protagonist die niet beschikt over de gebruikelijke kwaliteiten van een hoofdrolspeler zoals moed, doorzettingsvermogen, moraal... Hoewel Antihelden soms wel het goede doen is dit vaak voor de verkeerde redenen en uit eigenbelang.
​
Applaus halen
Tijdens het applaus, komen de acteurs buigen om het publiek te bedanken.
​
Apron
Zie proscenium.
​
Arenatoneel
Toneelvoorstelling waarbij het podium volledig is omringd door het publiek.
​
Articuleren
Het duidelijk vormen en uitspreken van klanken om zo beter verstaanbaar te zijn.
​
Artiesteningang
Ingang voor cast en crew. Voor fans de ideale plek om handtekeningen te vragen.
​
Artistieke leiding
De persoon die de leiding heeft over de artistieke visie van een productiehuis.
​
Auditie
Toonmoment waar acteurs hun kunnen tonen, met als doel een rol te krijgen in een toneelstuk.
​
Auteur
Een schrijver voor toneel, film, boeken, televisie...
​
Auteursbureau
Organisatie die het rechtenbeheer voor verschillende toneelwerken van verscheidene auteurs op zich neemt.
​
Auteursrecht
Vergoeding voor een auteur, bewerker of vertaler bij opvoering van één van zijn werken.
​
Avant-première
De laatste opvoering voor de première, dit kan een laatste try-out zijn maar is vaak ook de generale repetitie waarbij leden van de toneelgroep kunnen komen kijken.
B
Backstage
Achter de schermen, wat zich achter het podium afspeelt.
​
Balletvloer
Kunststof zeil dat op de vloer wordt gelegd, bedoeld om acteurs of dansers niet uit te laten glijden.
​
Balkon
Zitplaatsen op een bovenverdieping in het theater, vaak zijn deze plaatsen goedkoper gezien de grotere afstand tot het toneel.
​
Bear on the beach
Techniek gebruikt in het drama waarbij het publiek meer kennis heeft dan de personages. In tegenstelling tot de dramatische ironie blijft het "bear on te beach" gegeven beperkt tot één scène.
​
Bedrijf
Onderdeel van een toneelstuk dat zich meestal binnen één tijdsbestek en op één locatie afspeelt. Vroeger bestond een toneelstuk uit drie bedrijven, twee voor en één na de pauze. Tussen elk bedrijf werd het doek gesloten om het decor te wisselen. Tegenwoordig wordt deze structuur niet altijd meer gebruikt.
​
Belichting
Door gebruik van licht de zichtbaarheid op het podium verhogen, inzoomen op een actie of sfeer scheppen.
Bertolt Brecht
Theatermaker en grondlegger van het Episch Theater.
​
Bevriezen
Blijven stilstaan in een bepaalde houding.
​
Bewegend licht
Theaterspot waarbij de locatie, vorm, intensiteit, kleur en frequentie van het licht vanop afstand geregeld worden.
​
Bewegingspatroon
Enerzijds de manier waarop een personage zich voortbeweegt, anderzijds de manier waarop verschillende personages zich ten opzichte van elkaar bewegen.
​
Bewerking
Een nieuwere versie van een origineel toneelwerk.
​
Bezetting
De rolverdeling van een toneelstuk, aantal mannen, vrouwen, jongens, meisjes...
​
Bijfiguur
Kleinere, vaak minder belangrijke rol in een toneelstuk.
​
Bijgeloof
Geloof in een ongelukkig gevolg indien bepaalde handelingen worden gesteld voor of tijdens een toneelstuk.
​
Black box
Zie zwarte doos theater.
​
Blacklight
Paarsachtig licht waardoor witte voorwerpen fel oplichten.
​
Black-out
Het plots niet meer herinneren van tekst of bewegingen. / Zie ook donkerslag.
​
Blijspel
Een luchtig, vrolijk toneelstuk.
​
Blooper
Iets wat misloopt tijdens een voorstelling, meestal komisch van aard.
​
Brandscherm
Scherm uit ijzer of glasvezel tussen het auditorium en het podium dat in grote zalen wordt gebruikt om te voorkomen dat een brand, die op het podium ontstaat, zich verspreidt naar de zaal.
​
Break-a-leg
Een succes wens, over het ontstaan van deze uitdrukking bestaan verschillende theorieën.
​
Brochure
Hier staan alle voorstellingen in aangekondigd van een theaterseizoen. Zie ook tekstbrochure.
​
Bühne
Zie podium.
C
Cabaret
Theaterprogramma met een afwisseling van liedjes, sketches en anekdotes.
​
Cabotineren
Zie overacting
​
Cast
Alle acteurs en figuranten die meedoen aan een toneelvoorstelling.
​
Catharsis
Het reinigen van de menselijke geest na een zware beproeving, het medelijden en de vrees na het zien van een tragedie.
​
Centerstage
Zie middentoneel.
​
Changement
Wisselen of verzetten van decorstukken tijdens een toneelstuk, vaak met gesloten doek.
​
Changement à vue
Decorwissel met het voordoek geopend zodat het publiek dit kan zien.
​
Cliffhanger
Een spannend einde (van een eerste deel) om het publiek in spanning te laten wachten op het vervolg.
​
Climax
Confrontatie tussen de protagonist en antagonist, hier wordt beslist of de hoofdrolspeler zijn doel behaalt. Vaak het hoogtepunt van spanning bij een voorstelling.
​
Coderen
Het scheppen van verwachtingen. Bijvoorbeeld iemand klopt op de deur, deze wordt geopend.
​
Comedia dell' arte
Van oorsprong Italiaanse theatervorm die zich typeert door gemaskerde karakters die met geïmproviseerde dialogen een vaste verhaallijn vormen.
​
Comedy
Zie klucht.
​
Concentratie
De volledige aandacht richten op dat wat belangrijk is.
​
Confident
Zie vertrouweling(e).
​
Conflict
Tegenstellingen in gedachten, gedragingen of doelen tussen verschillende personages of binnen de gedachtegang van een personage. De belangrijkste drijfveer van een toneelstuk is conflict.
​
Context
Gegevens over het wie, wat, waar, wanneer en waarom van een bepaalde situatie. Dit geeft betekenis aan een scène of toneelstuk.
​
Corbeille
Eerste rijen van het eerste balkon in een theaterzaal, worden vaak beschouwd als de beste plaatsen in een theater.
​
Coryfee
In oorsprong koorleider bij de Griekse tragedie. Tegenwoordig vaak gebruikt om iemand die uitblinkt binnen zijn vakgebied aan te duiden.
​
Coucheren
Voor een medespeler gaan staan die op dat moment de focus dient te krijgen, en zo het zicht van het publiek op deze speler ontnemen.
​
Coulissen
De doeken of schotten aan de zijkant van het toneel waarlangs acteurs op en af kunnen lopen.
Coulissensysteem
Decorvorm waarbij mobiele zijpanelen aan de achterkant verbonden zijn aan het doek. Brengt diepte in het decor doordat deze panelen schuin achterelkaar geplaatst en beschilderd zijn.
​
Coup de théatre
Belangrijke, onverwachte plotwending in een toneelstuk.
​
Couperen
Te snel starten met je tekst zodat je tegenspeler zijn zin wordt afgebroken.
​
Cour
Vanop het podium gezien de linkerkant.
​
Crux
Een essentieel probleem waar niet omheen kan gegaan worden, het moet opgelost worden. Een keerpunt in een toneelstuk dat rechtstreeks aanleiding geeft tot de climax.
​
Cue
Een signaal in de vorm van tekst, handeling, belichting waarop gereageerd moet worden. Deze reactie kan bestaan uit het opkomen, afgaan, zeggen van tekst of voor de techniekers het starten van muziek of veranderen van lichtstand.
​
Crew
Alle medewerkers achter de schermen van een toneelvoorstelling.
D
Debuut
Eerste optreden voor publiek van een acteur, zanger, danser...
​
Decoderen
Inlossen van verwachtingen.
Decor
Aankleding van het podium, vaak bedoeld om een locatie voor te stellen.
​
Decorontwerper
Iemand die het decor voor een voorstelling bedenkt.
​
Dénouement
Zie ontknoping.
​
Deurenkomedie
Zie klucht.
​
Deus ex machina
Persoon of zaak die zonder logische aanleiding de ontknoping van een verhaal bepaalt. Letterlijk: God uit de machine.
​
Deuteragonist
Tweede belangrijkste personage in een toneelstuk.
​
Dialoog
Tweespraak, een gesprek tussen twee personages, vaak voortgedreven door conflict.
​
Dictie
Uitspraak, een goede dictie is belangrijk voor de verstaanbaarheid van de toneelspeler. Zie ook Articulatie.
​
Doddelen
Je verspreken, haperen over je woorden.
​
Doek
Zie voordoek.
​
Donkerslag
Het plots uitvallen van het licht, vaak als dramatisch effect gebruikt aan het einde van een bedrijf. Ook Black-out genoemd.
​
Doorloop
Repetitie van een geheel.
​
Downstage
Zie Voortoneel.
​
Draaiboek
Boek dat een regisseur hanteert met het verloop van een voorstelling.
​
Draaitoneel
Ronddraaiend podium om snel van decor te kunnen wisselen of om bepaalde theatrale effecten te verkrijgen.
​
Drama
Van oorsprong treurige voorstelling die handelt over een menselijk conflict.
​
Dramatiek
één van de drie uitingsvormen binnen de literatuur volgens Aristoteles. Epiek (proza), lyriek (poëzie), dramatiek (toneel).
​
Dramatis personae
De personages die voorkomen in een toneelstuk.
​
Dramatisch
Met betrekking tot het drama, toneel. Term die een sterk, overweldigend effect aanduidt.
​
Dramatische ironie
Spanningsopwekkend element dat een moment in een toneelstuk aanduid waarop de toeschouwers meer kennis hebben dan de personages, waardoor ze verwachtingen en hoop kunnen hebben naar de ontknoping toe terwijl de personages in onwetendheid handelen.
​
Dramatoloog
Toneelwetenschapper.
​
Dramaturg
Toneelschrijver. In een andere betekenis ook eerste toeschouwer die de regisseur vertelt hoe een voorstelling overkomt op het publiek. Ook wel toneelkenner die de toneelkunst theoretisch en wetenschappelijk benadert.
​
Dramaturgie
Leer van de theaterkunst.
​
Dresscode
Kledingvoorschriften bij een speciale gelegenheid zoals een première.
​
Dubbelrol
Verschillende rollen die door één acteur worden gespeeld.
E
Edelfigurant
Figurant met enkele zinnen tekst.
Eenakter
Korte toneelvoorstelling zonder pauze.
​
Eerste lezing
Het luidop lezen van een nieuw toneelstuk zodat de acteurs een beeld krijgen van de voorstelling en hun eigen rol.
​
Emotie
Gevoel dat een acteur overbrengt. Bijvoorbeeld bang, boos, blij,...
​
Emotioneel geheugen
Deel van het geheugen waar emotionele ervaringen uit het verleden liggen opgeslagen.
​
Engelenbak
Hoogste balkon in een grote theaterzaal. Vaak de goedkoopste kaarten voor een voorstelling.
​
Ensceneren
De plaatsing van acteurs en decor om het geheel mooi over te laten komen bij een publiek.
​
Ensemble
Groep van zangers en dansers die meezingen en dansen tijdens groepsnummers in een musical. Een ensemblelid speelt ook vaak verschillende kleinere rollen.
​
Entr'acte
De opening van een akte, bij musical of opera vaak in de vorm van een instrumentaal muziekstuk.
​
Epiloog
Afsluitend deel van een toneelstuk waar vaak een samenvatting op het voorgaande wordt gegeven.
F
Farce
Zie klucht.
​
Feedback
Opbouwende commentaar die een regisseur aan de acteurs geeft om hun acteerprestatie te verbeteren.
Festival
Bijeenkomst waar er verschillende toneelvoorstellingen achterelkaar worden gespeeld.
​
Figurant
Een achtergrondacteur zonder tekst, draagt bij aan de aankleding van een scène.
​
Fond
Zie achterdoek.
​
Foyer
Plaats waar de toeschouwers voor of na de voorstelling iets kunnen eten of drinken.
​
Freeze
Bevriezen, bewegingsloos blijven staan.
​
Fresnel
Theaterspot met een grotere spreidingshoek dan de PC.
​
Fries
lang smal doek dat boven het toneel hangt, om belichting en ander technisch materiaal te verstoppen.
​
Front
De voorkant van het toneel of podium.
​
Frontlicht
Belichting die de voorkant van het toneel uitlicht.
​
Fysiek spel
Het uitbeelden van een rol door houding, beweging en gebaren.
G
Gaasdoek
Een doek waardoor het publiek kan kijken als er licht achter staat, van zodra er licht opstaat is het doek ondoorzichtig.
De meeste gebruikte kleuren vaan gaasdoeken zijn wit, grijs en zwart.
Garderobe
Zie vestiaire.
Generale repetitie
Laatste repetitie voor een première.
​
Genre
Type toneelstuk, bijvoorbeeld drama, klucht, thriller...
​
Gesticuleren
Door middel van gebaren je woorden kracht bijzetten.
​
Gestiek
De verzamelnaam voor gebaren en houdingen van een acteur en wat hij hiermee wil uitdrukken.
​
Ghost light
Een lampje dat 's nacht in het theater blijft branden. Dit ligt ook aan de oorsprong van een stukje bijgeloof.
​
Globe Theatre
Theater uit de tijd van Shakespeare dat eigendom was van de Lord Chamberlain's men, het theatergezelschap van Shakespeare.
​
Gobo
filter waaruit een bepaalde vorm of logo is uitgesneden om te projecteren op het toneel.
​
Griekse theaters
Openluchttheater met halfronde tribune bij de oude Grieken.
​
Grime
Schmink om de acteurs beter te laten uitkomen onder de spots, ouder of jonger te maken...
​
Grimeur
Persoon die de schmink aanbrengt.
​
Groteske
Literair werk waarin wordt geschreven over vreemde, vaak onmogelijke zaken.
​
Grotowski
Pools toneelregisseur en vernieuwer op vlak van experimenteel theater.
​
een vorm van straat- en locatietheater die sociale of politieke kwesties aansnijdt en het publiek onverwacht betrekt om directe impact te maken.
H
hals-und-beinbruch
Succeswens in het genre van Break-a-leg.
​
Harold Pinter
Brits theaterauteur.
Herneming
Zie reprise.
Horizondoek
Witte achterdoek waarop gekleurd licht of afbeeldingen kunnen geprojecteerd worden.
​
Hoofdrol
De speler waar het verhaal om draait, wiens tocht we volgen om zijn doel te bereiken.
​
Houding
Hoe een acteur zijn lichaam gebruikt om een gevoel of emotie uit te beelden.
I
Imitatie
Het nadoen van een persoon of voorwerp.
Impresario
Iemand die optredens regelt voor artiesten.
​
Improvisatie
Het spontaan creëren van concepten, als theateroefening, kunstvorm of redding bij een black-out.
​
Ingénue
Jonge, lief en onschuldig ogende actrice.
​
Innerlijke regie
Het ontwikkelen van een regieconcept door middel van tekstanalyse en interpretatie van een toneelstuk. Dit wordt vervolgens vastgelegd in een regieboek.
​
Inspelen
Door middel van herhaaldelijk spelen het juiste gevoel van een toneelstuk te pakken krijgen.
​
Inspiciënt
Degene die verantwoordelijk is voor de rekwisieten op het toneel.
​
Interactie
De manier van inspelen op je medespelers of publiek.
​
Intermezzo
Een kort tussenstuk dat tussen de bedrijven van een toneelstuk wordt gespeeld. Deze intermezzo's vormen vaak één geheel zodat er een tweede verhaallijn ontstaat.
​
Intonatie
De manier waarop de tekst wordt gezegd, deze kan bepalend zijn voor het effect dat een tekst heeft op tegenspelers en publiek.
​
Intrige
Een wending in het verhaal die meestal spanning opwekt.
​
Italiaantje
Tekstoefening door op intonatieloze en zeer snelle manier de tekst te zeggen.
J
Jabbertalk
Onbestaande taal die vaak wordt gebruikt bij repetities of improvisatie.
Jardin
Vanop het podium gezien de rechterkant.
Jeugdtheater
Theater bedoelt voor kinderen.
​
Jeune Premier
Jonge mannelijke hoofdrol.
​
Jongerenproductie
Een toneelvoorstelling uitgevoerd door jongeren.
K
Kamertoneel
Toneel dat bestemd is om te spelen in kleine intieme ruimtes, of theater waarbij het toneel is afgesloten door drie wanden en een plafond.
Kap
Zie toneeltoren.
​
Karakters
Zie personages.
​
Kijkkasttheater
Zie lijsttheater.
​
Klassieke tragedie
Een tragedie die handelt over de ondergang van een hooggeplaatst persoon die door overmoed, vergissing of brute pech de grens overschreden heeft van wat een mens geoorloofd is en zo de natuurlijke orde in de wereld heeft verstoord.
​
Kleinkunst
Lichtvoetige kunstvorm, bijvoorbeeld cabaret.
​
Klucht
Grappig bedoeld toneelspel waarbij persoonsverwisselingen, misverstanden, verkleedpartijen zich aan een hoog tempo afwisselen. Speelt zich meestal af in één locatie met verschillende deuren waarlangs personages te pas en te onpas op en af kunnen gaan, daarom ook de vaak gebruikte term deurenkomedie.
Kleedkamers
Backstage ruimte waar de acteurs zich kunnen omkleden, schminken en douchen.
​
Komedie
Luchtig toneelgenre met een meer realistische insteek dan een klucht.
​
Koperen kees
Ijkingspunt binnen het theater dat gebruikt wordt om decor en belichting correct te plaatsen. Het bevindt zich in het midden van de podiumbreedte achter de portaalbrug.
​
Kostuum
Kledij die een acteur draagt tijdens de voorstelling.
​
Kostuumontwerper
Iemand die bedenkt hoe de kostuums van de acteurs er moeten uitzien.
L
Lax Vox
Techniek die gebruikt wordt bij zangers en acteurs om hun stem op te warmen.
Leesdrama
Dramatekst die als doel heeft gelezen te worden in plaats van opgevoerd te worden.
Lichtplan
Planning van waar de spots komen te hangen en de lichtstanden die tijdens de voorstelling worden gebruikt.
​
Lichaamstaal
Een vorm van communicatie waarbij gebruik wordt gemaakt van gebaren en mimiek.
Lijsttheater
Theater met een verhoogd podium en een lijst van muren eromheen, zodat het toneel eruit ziet als een schilderij.
​
Locatie
Plaats waar toneel wordt gespeeld, naast de klassieke theaterzalen kan dit een bos, kasteel, park, luchthaven, etc. zijn.
​
Loge
Zitplaatsen gescheiden van de rest van de zaal, vaak gebruikt voor eregasten.
M
Manteau
Deel van de theaterlijst die aan zich aan weerskanten van de toneelopening bevindt.
Matinee
Een middagvertoning van een toneelstuk.
​
Maquette
Miniatuurweergave in hout of karton van het decorontwerp.
​
Massaregie
Vorm van toneel waarbij veel acteurs, figuranten, zangers en muzikanten op het toneel staan.
​
Masker
Attribuut waarachter een acteur zijn gezicht kan verbergen.
​
Melodrama
Treurige vorm van theater dat vaak triest, maar soms ook hoopvol eindigt.
​
Menthol-stick
Crème op basis van Menthol die onder de ogen aangebracht wordt om zo tranen op te wekken.
​
Merde
Franse woord voor stront, acteurs wensen dit elkaar toe voor een voorstelling.
​
Method-acting
Speelstijl waarbij de acteur put uit eigen ervaringen om de emoties van zijn personage vorm te geven.
​
Middentoneel
Deel van het toneel tussen het voor en achtertoneel.
​
Mime
Ook wel pantomime, gebarenspel zonder woorden.
​
Mimiek
Gezichtsuitdrukking
​
Mise-en-scène
Regieafspraken over hoe de acteurs zich op het podium moeten bewegen, het scènebeeld, de muziek. Het zichtbare onderdeel van een regie.
​
Microfoon
Versterker waar in gesproken en gezongen kan worden.
​
Monoloog
Een voorstelling met slechts één acteur.
​
Moraal
De wijze les die achter een verhaal kan schuilen.
​
Motief
Beweegredenen van een personage, waarom doet een personage wat hij doet.
​
Motorisch moment
Term binnen de verhaalstructuur die aangeeft dat het verhaal is begonnen, moment waarop de protagonist de doelstelling krijgt waarover het toneelstuk zal handelen.
​
Musical
Gezongen toneelstuk meestal met dans. De nadruk ligt hier op de muziek.
​
Muziektheater
Toneelstuk waarin muziek en zang een belangrijke rol hebben, de nadruk ligt hier op het acteren.
N
Nagalm
Echo die soms hinderlijk kan zijn in een theater, vaak te wijten aan een slechte akoestiek.
​
Nooduitgang
Uitgangen van een theaterzaal die enkel gebruikt worden in geval van een noodsituatie zoals brand.
​
Nulpunt
Vast punt op het toneel dat de kruising tussen de middenlijn en de voorzijde van het toneel aangeeft, belangrijk om weten bij het plaatsen van decorstukken.
O
Opbouwen
Het klaarzetten van decor en rekwisieten.
​
Open doekje
Applaus midden in een voorstelling als waardering voor iets wat ze zeer goed gedaan vonden.
​
Openluchttheater
Theater in de open lucht.
​
Opera
Gezongen toneelstuk waarin alle tekst gezongen wordt.
​
Opkomst
Het podium oplopen.
​
Orkestbak
Gedeelte voor het podium waar het orkest zit.
​
Ovatie
Applaus aan het einde van een voorstelling
​
Overacting
Overdreven, onnatuurlijk spel met te veel gebaren, mimiek...
P
Pantomiek
Expressie tonen door gebaar en houding.
​
Pantomime
Zie mime.
​
Pathosspeler
Zie protagonist.
​
PAR
Theaterspot waarbij de lamp, de reflector en de lens verwerkt zijn in één geheel.
​
Parodie
Toneelgenre waarin wordt gelachen met andere toneelgenres, hierbij worden bepaalde eigenschappen van dat genre sterk uitvergroot.
​
Parterre
Zone van een theaterzaal waarbij de stoelen zich op de begane grond en het dichtst bij het podium bevinden.
​
Passiespel
Toneelstuk over het lijdensverhaal van Jezus Christus.
​
Patineren
Kledij of voorwerpen voorzien van een patine zodat deze er gebruikt uitzien.
​
Pauze
Een onderbreking ergens in het midden van een toneelstuk, rustpauze voor de acteurs en voor het publiek de kans om iets te eten of te drinken.
​
PC
Theaterspot met een platbolle lens, waardoor een grote spreidingshoek van het licht kan bekomen worden.
​
Pente
Podium dat naar achter toe omhoog helt, om zo het zittend publiek een goed zicht te geven op de actie.
​
Persiflage
Zie parodie.
​
Personificatie
Het laten uitbeelden van een begrip of concept door een persoon. Bijvoorbeeld een danseres die het begrip "dood" voorstelt.
​
Perspectief
Standpunt van waaruit iets bekeken wordt, dit kan letterlijk opgevat worden zoals de plaats vanwaar het publiek de actie volgt. Maar kan ook wijzen op het standpunt van een personage van waaruit het verhaal vertelt wordt.
​
Plankenkoorts
Het niet op een podium durven staan.
Plankvast
Zonder plankenkoorts, iemand die zelfzeker op het podium (de planken) staat.
​
Plot
Verhaalstructuur, een korte weergave van het verhaal.
Podium
Speelvloer waarop de voorstelling gespeeld wordt.
​
Poot
Zie coulissen.
​
Portaalbrug
Deel van de theaterlijst die op en neer kan gelaten worden om de toneelopening in grootte aan te passen.
​
Pose plastique
Zie Freeze.
​
Praktikabel
Plaatselijke verhoging van het speelvlak, een podium op een podium.
​
Première
Eerste officiële opvoering voor het publiek van een nieuwe voorstelling.
​
Profielspot
Theaterspot waar de lamp en de reflector onbeweeglijk in het armatuur zitten maar door het verschuiven van een lens fijne lichtbundels gemaakt kunnen worden.
​
Proscenium
Voorste ruimte van de toneelvloer.
​
Protagonist
Zie hoofdrol.
​
Producent
Iemand die zakelijk en technisch leiding geeft bij het maken van een toneelstuk, film of tv-programma.
​
Publiciteit
Het maken van reclame voor een toneelvoorstelling door middel van flyers, affiches, filmpjes, geluidsfragmenten...
​
Publiek
Mensen die naar een toneelvoorstelling komen kijken.
​
Publiek domein
Werken, bijvoorbeeld toneelstukken, die niet meer onderhevig zijn aan auteursrechten.
Q
Quote
letterlijke herhaling van iemands woorden.
R
Raccord
Snelle technische doorloop om lichtstanden, cues en changementen te controleren.
​
Raisonneur
Personage in een toneelstuk dat de visie van de schrijver verkondigt.
​
Ray Cooney
Amerikaans toneelschrijver, bekend van zijn kluchten.
​
Reading
Zie eerste lezing.
​
Realistisch toneel
Toneelgenre dat handelt over de dagdagelijkse gang van zaken.
​
Recensent
Hij of zij die een recensie schrijft.
Recensie
Kritische beoordeling van een voorstelling in een krant, tijdschrift of op internet.
​
Recette
De totale opbrengst van het entreegeld na een voorstelling.
​
Regie
De wijze waarop een toneelstuk wordt uitgevoerd.
​
Regieassistent(e)
Rechterhand van de regisseur, schrijft alles op wat de regisseur vastlegt.
​
Regisseur
Iemand die de creatieve leiding neemt over het maken van een toneelvoorstelling.
​
Rekwisieten
Voorwerpen die tijdens een toneelvoorstelling worden gebruikt door de acteurs.
​
Rekwisiteur
Hij of zij die voor de rekwisieten zorgt.
​
Repertoire
Alle stukken die een toneelvereniging heeft gespeeld.
​
Repetitie
Het instuderen van een voorstelling door middel van herhaling.
​
Repetitieruimte
De plaats waar een gezelschap repeteert.
​
Reprise
Herneming van een al opgevoerde voorstelling.
​
Revue
Toneelvoorstelling die bestaat uit een aaneenschakeling van korte sketches, liedjes en dans.
​
RGB
Aanduiding voor de basiskleuren Rood, groen en blauw binnen de theaterbelichting.
​
Rol
De functie die een personage binnen een verhaal vervult.
​
Romeinse theaters
Gesloten Openlucht theaterconstructies met halvecirkelvormige tribune, geïnspireerd op de Griekse theaters.
S
Samuel Beckett
Auteur van onder andere "Wachten op Godot".
Satire
Voorstelling waarin de spot met iemand wordt gedreven of maatschappijkritiek wordt gegeven.
​
Scène
Afgerond deel in een toneelstuk. Een onderdeel van een bedrijf waarin eenzelfde aantal personages binnen eenzelfde tijdspanne en zelfde locatie handelen.
​
Scènebeeld
Zie toneelbeeld
​
Scenograaf
Is verantwoordelijk voor al wat zichtbaar en hoorbaar is tijdens een voorstelling, maar niet wordt voortgebracht door de acteurs. Bijvoorbeeld decor, licht, geluid...
​​
Schmieren
Het proberen aan het lachen te brengen van medespelers of publiek door overdreven spel om zo de aandacht te trekken.
​
Schminken
Zie grime.
​
Schoor
Houten constructie om een podiumwand mee te ondersteunen.
​
Schouwburg
Groot theater met soms meerdere zalen waarin toneel, musical en concerten worden opgevoerd.
​
Schuiftoneel
Principe waarbij achter het voor het publiek zichtbare decor al een volgend decor klaarstaat.
​
Scoren
Zie decoderen.
​
Script
Geschreven tekst voor toneelstuk of film.
​
Set
Toneelopbouw.
​
Shakespeare
William Shakespeare, een klassieke Engelse poëet, acteur en schrijver.
​
Shakespeare's Globe
Zie Globe Theatre
​
Sketch
Kort, luchtig toneelstukje.
​
Solo
Alleen.
​
Solovoorstelling
Een voorstelling met maar één acteur.
​
Souffleur
Iemand die de tekst toefluistert als een acteur deze is vergeten.
​
Speelvlak
De plaats waarop toneel gespeeld wordt.
​
Spelschakel
Het omslaan van het spel, door bijvoorbeeld een idee, paniekreactie, angst. Het kan de manier van spelen een andere richting geven.
​
Spelstroom
Wanneer de acteurs natuurlijk en oprecht vanuit hun personage reageren.
​
Speltechniek
Technische spelvorm zoals acteerspel, hoorspel, maskerspel...
​
Speltempo
De intensiteit waarmee er wordt gespeeld, de afwisseling van spelintensiteit is afhankelijk van de verhaallijn. Een gebrek aan tekstkennis zorgt vaak voor een te laag speltempo.
​
Stanislavski
Russisch acteur, regisseur en toneelleider.
​
Stapelen
Het opbouwen van spanning
​
Stil spel
Het zonder woorden duidelijk maken hoe een personage zich voelt en gedraagt binnen een gegeven situatie.
​
Straattheater
Een vorm van theater die op straten of pleinen wordt gebracht.
​
Stroboscoop
Een fel wit knipperlicht waarvan de frequentie kan geregeld worden.
​
Strooilicht
Licht dat onbedoeld in het scènebeeld te zien is. Kan voorkomen door onvoldoende verduistering, backstage licht, etc.
​
Synopsis
Korte samenvatting van de inhoud van een stuk.
T
Tafereel
Zie scène.
Technicus
technieker die zich voornamelijk bezig houdt met licht en geluid.
​
Technische doorloop
Doorloop waarbij enkel bewegingen, lichtstanden en decorwissels worden doorgenomen.
​
Tegenspeler
Zie antagonist
​
Tekstschrijver
Zie auteur
​
Terzijde
Stijlfiguur waarbij de acteur uit het verhaal stapt en zich tot het publiek richt.
​
Theater
Hiermee wordt zowel een gebouw dat gemaakt is om voorstellingen op te voeren alsook de voorstelling zelf mee aangeduid.
​
Theaterbrood
Zware stenen blok die op decorstukken wordt geplaatst om deze op hun plaats te houden.
​
Theatersport
Komisch improvisatietheater met een spelelement.
​
Theatertape
Speciale zwarte plakband die door theatertechnici wordt gebruikt.
​
Theaterwetenschap
Studie van de dramatiek of toneelkunst.
​
Theatraal
Op overdreven wijze een indrukwekkend effect proberen te bereiken.
​
Thriller
Toneelgenre waarin spanning centraal staat.
​
Toeschouwer
Zie publiek.
​
Toneelkijker
Verrekijker die door het publiek gebruikt wordt om vanop slechtere plaatsen het toneel te zien.
​
Toneeltoren
Grote ruimte boven het toneel om decor op te hangen dat uit het zicht van het publiek moet blijven.
​
Toi,toi,toi!
Term waarmee acteurs elkaar succes wensen, "Succes" zou volgens het bijgeloof ongeluk brengen. Ook wel een cadeautje dat de acteurs aan elkaar geven voor de première.
​
Toneel
Toneelspelen of de plaats waar toneel wordt gespeeld.
​
Toneelbeeld
Volledige aankleding van het podium met decor, rekwisieten en meubilair.
​
Toneelgenre
Zie genre.
​
Toneelschrijver
Zie auteur.
​
Totaaltje
De basisbelichting die het hele podium verlicht en zorgt voor een gelijkmatige, diffuse lichtverdeling.
​
Track
Geluidsband die voor een voorstelling gemaakt is.
​
Tragedie
toneelstuk dat handelt over de lotgevallen van een hoogstaand persoon.
​
Tragi-komedie
Een mengvorm van genres waarin een lach en een traan centraal staan.
​
Trek
Een buis over de hele lengte van het toneel waar decorstukken of doeken bevestigd kunnen worden. en die bevestigd zijn aan touwen om deze op en neer te laten.
​
Trekkenwand
Een wand waar je met touwen de trek kan bedienen, sinds 2004 moet dit allemaal computergestuurd zijn.
​
Tritagonist
Derde speler in een klassiek Grieks stuk, hij staat tussen de Protagonist en Antagonist en speelt meestal een bemiddelende rol.
​
Try-out
Het repeteren van een voorstelling met publiek erbij. Er kunnen hier nog wijzigingen worden aangebracht.
U
Uitbeelden​
Het non-verbaal nabootsen van een gevoel, voorwerp, dier...
Uit de rol vallen
Tijdens het spelen iets zeggen of doen wat niet bij het personage hoort.
​
Uiterlijke regie
Zie mise-en-scène.
​
Underacting
Zeer ingetogen vorm van toneelspelen, het tegenovergestelde van overacting.
​
Upstage
Zie achtertoneel.
V
Vertrouweling(e)
Personage uit het drama dat volledig vertrouwd kan worden en waaraan het hoofdpersonage intieme gevoelens, plannen en beweegredenen kan vertellen. Anderzijds kan dit personage het hoofdpersonage bijstaan met raad en daad.
Vestiaire
Plaats waar het publiek zijn jassen, paraplu's etc. kan weghangen.
​
Vierde wand
Bij toneelstukken waar er geen interactie is met het publiek wordt de voorkant van het speelvlak de vierde wand genoemd. Bij een stuk dat zich afspeelt in een woonkamer wordt dit letterlijk als een wand beschouwd.
Volgspot
Een beweeglijke spot die een bepaalde acteur kan volgen tijdens de actie.
​
Voorafschaduwing
Een mogelijkheid of idee introduceren dat later in een toneelstuk een belangrijke rol zal spelen.
​
Voordoek
Het gordijn dat voor het toneel hangt. Hiermee kan het decor verborgen blijven voor aanvang.
​
Voorstelling
De opvoering van een toneelstuk voor publiek.
​
Voortoneel
Deel van het podium dat het dichtst bij de zaal ligt.
​
Vrijkaartjes
Gratis kaartjes.
W
Warming-up
oefeningen of activiteiten om je op te warmen alvorens te repeteren of een voorstelling te spelen.
​
Wacht
Zie que.
​
Werklicht
Normale vlakke belichting boven het toneel, wordt aangestoken als er wordt gewerkt aan decor, licht of tijdens repetities.
​
Witjes
Pauzes in de tekst bij het nadenken of om een dramatisch effect te versterken.
​
Wuivend riet
Wanneer het theaterpubliek de slappe lacht heeft wordt hiernaar ook verwezen als wuivend riet.
X
X
Een kruisje op het speelvlak om aan te duiden waar een acteur moet staan of waar decorstukken moeten geplaatst worden.
XLR
Verlichting of geluidskabels die gebruikt worden door de theatertechnicus.
Y
Ijsberen
onrustig heen en weer lopen, kan zowel op het toneel in een rol als backstage uit zenuwachtigheid.
Z
Zaalbrug
Loopbrug tegen het dak om spots te verstellen. Bevindt zich in de zaal.
​
Zetstuk
Een los decorelement dat samen met andere zetstukken een decor kan vormen.
​
Zichtlijn
De plaats in de zaal waar net nog goed zicht is op het speelvlak.
​
Zijbrug
Loopbrug aan weerskanten van het podium.
​
Zijlicht
Spots die het podium verlichten vanaf de zijkant.
​
Zug-um-zug
Letterlijk stap voor stap, de stappen die een acteur moet zetten bij het toneelspelen. Observeren, incasseren, overwegen, besluiten/schakelen en reageren.
​
Zwarte doos theater
Een theaterzaal bestaande uit een vlak speelvlak en zwart geschilderde muren.